De eigenaar van het junglekamp (met het vrolijkste en schattigste kindje ooit) had ons al op voorhand verwittigd dat er geen luxe in het kamp was. Toen we aankwamen zagen we wat hij bedoelde. De hutjes in het kamp waren zeer basic: matrassen op de grond met een muskietennet erover. De hut was langs de zijkanten enkel bekleed met kippengaas om de dieren buiten te houden, maar daardoor was het net alsof we in een dierentuinkooi sliepen en dat de bewoners van het woud ons konden komen bezichtigen. De 'wandelingen' door het woud waren eerder soppende struikeltochten doorheen het moeras. Stromend water voor een douche was er uiteraard niet. De generator voor elektriciteit werd enkel tussen 18u en 24u aangezet. Het Finse tuttebelletje/topmodelletje dat in onze groep zat (by the way, het schoonste diertje dat we in de jungle tegengekomen zijn, amaaai!) moest af en toe toch eens goed slikken.
Drie dagen later kwamen we weer in de bewoonde wereld terecht. Een busrit van bijna vier uur doorheen eindeloze plantages met netjes-op-een-rijtje geplante palmbomen (voor palmolie) bracht ons naar de volgende bestemming. Wel een sombere gedachte als je weet dat hier tot voor kort ook prachtige wouden stonden. De biodiversiteit in die palmplantages is bedroevend laag vergeleken met een regenwoud. Ons reisboek (dat dateert van 2005) waarschuwde ons dat we best niet in een hotelletje langs een drukke baan zouden slapen omdat we dan uit ons bed zouden worden gedaverd door de zware trucks die boomstammen vervoeren. Tijdens ons verblijf van een maand in Borneo hebben we geen enkele van die trucks gezien of gehoord. Is de laatst mogelijke boom hier intussen dus gekapt?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten